Onze kerkelijke gemeenschap staat niet op zichzelf. Het is een gemeenschap die al sinds eeuwen aanwezig is op Noord-Beveland, maar nooit los heeft gestaan van de grotere kerk van Christus. In onze diensten wordt dat zichtbaar in de gedeelde bijbelboeken en geloofsbelijdenis; het wordt tastbaar in doop en het breken van het brood; onze liederen, kortom het wordt zichtbaar in onze liturgie. Het geheel is van generatie op generatie doorgegeven, waarbij elke generatie iets heeft kunnen bijstellen of toevoegen. Zo staan we in een lange geschiedenis van de dienst aan God en aan elkaar.
Uniek
Wat onze kerkgemeenschap zo bijzonder maakt is dat wij twee liturgische tradities naast elkaar hebben staan. Twee tradities, twee erfenissen van eerdere generaties geloofsgenoten. In Kortgene en Kats is ruimte voor de oecumenisch protestantse liturgie en in Wissenkerke geven de gereformeerde liturgie door, verrijkt met elementen van de wereldkerk.
Hieronder vind u een overzicht met toelichting op beide liturgische talen
.
Protestants oecumenisch
Voorbereiding
Om als gemeente een accent leggen op het zingend opgaan, staat de gemeente tijdens dit lied.
Genade zij u en vrede van God onze Vader
en van de Heer Jezus Christus. Bijv. Rom.1:7; 1 Kor.1:3
En zoals in het dagelijks leven een groet wordt gewisseld, spreekt het vanzelf dat ook in de eredienst de groet niet van één kant komt. De gemeente beantwoordt deze dan ook met een eenvoudige acclamatie: Amen.
Onze hulp is de naam van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Dit psalmfragment kan worden uitgebreid met Psalm 146:6 en 138:8:
die trouw is tot in eeuwigheid
en het werk van zijn handen niet los laat.
Het woord ‘votum’ betekent belofte of toewijding. Wanneer je het zo noemt, dan werkt het Onze hulp… als een formule die uitgesproken wordt met de blik richting God. Er wordt beloofd aan de Eeuwige zelf dat deze tijd heilige tijd zal zijn, toegewijd aan Hem en niet voor onze eigen eer en glorie. Deze dubbele blikrichting zit in die woorden Onze hulp… Hoe je ze hoort en beleeft, staat niet los van hoe je daar op dat moment zelf in de kerk zit: zoek je bemoediging, voor elkaar en voor jezelf of wil je in de drukte van alledag nu werkelijk tijd en ruimte vrij maken voor de Ene? Beide belevingen zitten in de woorden verscholen.
De oudste vorm van het Kyrie-roepen is die van het litaniegebed: een reeks korte aanroepingen waarin Christus wordt gehuldigd als degene die zich ontfermt over de schepping die ‘in barensnood’ verkeert (Rom. 8:22). In de Kyrie-litanie treedt de gemeente van Christus plaatsbekledend in voor heel de wereld temidden waarvan zij geroepen is zijn lichaam te zijn. Naar hun aard zullen de intenties op deze plaats aan het begin van de dienst kort en bondig zijn: een noodkreet. De intenties zijn van een algemeen karakter. Dat wil zeggen: universeel, zonder aanduiding van namen of plaatsen zoals in de voorbede. Tegelijk zijn ze ook persoonlijk. Afhankelijk van de tijd van het kerkelijk jaar en de aard van de situatie verschillen de bewoordingen en de muzikale uitingsvorm. Ook de verbeelding, bijvoorbeeld met behulp van beweging en dans, kan in Kyrie en Gloria een belangrijke rol spelen.
Met het Kyrie-roepen is de lofzang ‘Gloria’ verbonden geraakt. Het is oorspronkelijk een ochtendhymne die ontwikkeld is uit Lucas 2:14. Op de aanhef volgt een brede lofprijzing van de Vader en de Zoon. Het tweede deel is een smeking gericht tot de Zoon: ‘O Heer, Lam van God, ontferm U over ons’. Zo wordt deze hymne als een grote lofzang ervaren die, opkomend uit de roep om ontferming, ook zelf weer deze roep in zich opneemt. De hymne wordt besloten met een lofprijzing, waarin ook de Geest betrokken wordt. In de voorbereidingstijden (advent en veertigdagentijd), die meer het karakter van boete en inkeer dragen, laat men het Gloria achterwege, om de lofzang daarna met de feesten van Kerstmis en Pasen met des te meer kracht te kunnen inzetten. Maar ook in die voorbereidingstijden valt de lofzang niet weg: ononderbroken blijft de doxologie van het Onze Vader en het Sanctus in de avondmaalsviering klinken. Hoogstens is de spanningsboog tussen roepen en lofzingen dan wat langer. Op de weekdagen zonder feestelijk karakter blijft het Gloria achterwege.
Schrift
groet
v. De Heer zij met u.
a. En met uw geest.
of:
v. De Heer zal bij u zijn.
a. De Heer zal u bewaren.
De oorsprong van deze groet ligt in de gebruikelijke oudtestamentische begroetingsvormen (Ruth 2:4; Luc. 1:28). In de eredienst heeft de groet vooral de functie gekregen van een oproep om aandacht, wanneer voorganger en gemeente biddend overgaan tot de ‘kernmomenten’ van de dienst. Dat zijn in ieder geval de verkondiging van de Schriften, de inzet van de viering van de Maaltijd en de bediening van de Doop.
Dat de groet verbonden is met het gebed, blijkt uit de oproep die direct op de groet volgt:
v. Laat ons bidden.
Op deze oproep volgt een gebedsstilte waarin de gemeente voor God treedt.
Het gebed van de dag is geen zelfstandig gebed, maar het besluit de (stille) gebeden van de gemeente en vat die samen. Zo functioneert dit gebed als afsluiting van de gebeden van toenadering, het intredelied en de huldigingsroep en lofprijzing. Het benadrukt de innerlijke eenheid van deze gebedsmomenten. Tegelijk leidt het gebed van de dag toe naar de lezingen van deze dag.
Elke zondag worden de Schriften geopend. In een cyclus van drie jaar wordt de gehele bijbel doorkruist met lezingen uit de Wet, Profeten en Geschriften en de Evangeliën en Brieven. De lezingen vullen elkaar aan of scherpen en elkaar en zijn altijd gekozen bij de tijd van het jaar. Zo ademen we mee met het ritme van de wereldkerk. Over heel de wereld klinken deze woorden, worden gelovigen gericht op Zijn rijk.
Iedere lezing kan besloten worden met een acclamatie. Bijvoorbeeld: ‘Zo spreekt de Heer’, waarop de gemeente antwoordt: ‘Wij danken God’.
De psalmen en bijbelse kantieken zijn naar hun aard de aangewezen liederen om de lezingen te verbinden. In de twee eerste leesroosters bestaat er een duidelijke innerlijke samenhang tussen psalm en eerste lezing. De antwoordpsalm maakt dan ook structureel deel uit van de dienst van de Schrift. Tezamen met de lezingen vormen deze liederen de ‘bediening van het Woord’ door de gemeente zelf. Liederen die een bepaalde thematiek of een bijbelgedeelte meer uitwerken of ‘na-vertellen’ passen beter op een later moment in de dienst, bijvoorbeeld na de prediking of de gebeden.
In de lutherse en katholieke traditie is het halleluja (‑vers of ‑lied) een vast onderdeel van de opgang naar het evangelie waarin, naar het geloof van de kerk, Christus zelf tot ons spreekt.
In de lutherse traditie is de acclamatie bij de afsluiting van het evangelie:
v. Lof zij U, o Here.
of:
v. Heer, Gij hebt woorden van eeuwig leven.
a. Wij danken U.
Dus wat de schrijver bedoelde met het schriftgedeelte toen hij het opschreef. Bij de uitleg van het bijbelgedeelte maakt hij het Evangelie bekend: de blijde boodschap van de dood en de opstanding van Jezus Christus. Door de preek, door de voorganger heen, spreekt God tot ons en dat noemen we de verkondiging. De dominee mag dan namens God de gemeente vertroosten, terechtwijzen en bemoedigen.
Gaven en Gebeden
Afsluiting van de voorbede
Als de Maaltijd van de Heer niet wordt gevierd, wordt de voorbede afgesloten met het gebed des Heren. Zoals gezegd, is dat de oriëntatie van elk gebed. Meer in het bijzonder is het gebed des Heren het gebed waarmee de gemeenschap van brood en wijn inzet. Het verwijst dus ook in diensten waarin de Tafel niet is aangericht, naar de viering van de Maaltijd van de Heer.
Als de Maaltijd wordt gevierd, sluit de voorganger de gebeden af na het stil gebed.
Maaltijd van de Heer
In latere tijden is de vredegroet verplaatst en direct verbonden met het breken en delen van brood en wijn. Hij volgt dan op het gebed des Heren, waarin wij bidden dat wij elkaar vergeven. De vredegroet op deze plaats is tegelijk nauw verbonden met het ‘Lam Gods’, het gezang waarin wordt aangeduid dat het gebroken lichaam van Christus en zijn vergoten bloed ons de vrede aanbrengen.
Indien echter de vredegroet wordt verbonden met de nodiging, voorafgaand aan de inzameling van de gaven, kunnen het tafelgebed en de gemeenschap van brood en wijn beter als één geheel van bidden en handelen ervaren worden. Hoe men ook kiest, in de vredegroet deelt men met elkaar de vrede van Christus, die alle verstand te boven gaat. In die verbondenheid wordt men genodigd en gaat men op naar de Tafel van de Heer (Mat. 5:23-24).
Het tafelgebed zet in met een beurtspraak die de toon van de lofzegging aangeeft:
v. De Heer zij met u. of: Vrede zij met u.
a. En met uw geest.
v. Verheft uw harten.
a. Wij zijn met ons hart bij de Heer.
v. Brengen wij dank aan de Heer, onze God.
a. Hij is onze dankbaarheid waardig.
Deze beurtspraak begint met de wederzijdse groet en wordt gevolgd door de aansporing: sursum corda, ‘omhoog de harten’, met de oproep om de Heer te danken. In de beurtspraak tussen voorganger en gemeente wordt hun saamhorigheid geaccentueerd, nu de gemeente uit naam van heel de schepping de Naam van de Allerhoogste gaat zegenen. In de dankzegging aan de Vader gedenkt, verkondigt, proclameert, viert zij zijn grote daden in schepping en bevrijding. Lofprijzend somt zij op wat Hij de eeuwen door heeft gedaan ten bate van zijn mensenvolk. Wat van zijnentwege in Israël en in Jezus Christus eens en voor altijd is geschied – heil voor alle mensen – is blijvend actueel. De lofzegging mondt uit in de acclamatie Sanctus en Benedictus. Het Sanctus is reeds bekend in de synagogale liturgie. De tekst is ontleend aan Jesaja 6:3. Het Hosanna uit Psalm 118:25 wordt in Matteüs 21:9 verbonden met het intochtsverhaal van Palmzondag. De lofzang voor Gods troon van de gemeente in de hemelen en op de aarde wordt verbonden met een aanroep van Hem die op een ezel tot zijn volk komt en zijn leven offert.
Het vervolg van het tafelgebed concentreert zich op de gedachtenis van Christus: zijn weg en zijn werk, zijn lijden, dood en opstanding. Deze gedachtenis leidt toe naar de Instellingswoorden. Deze staan in het hart van het tafelgebed. Biddend gedenken wij dat ons nemen, danken, breken en delen aan ons zijn opgedragen door de Heer zelf, op de avond voor zijn lijden, en dat wij alles doen tot zijn gedachtenis. Zo worden brood en beker aangewezen als de tekenen van zijn offer, waarin Hij, die aan tafel onze Gastheer wil zijn, zichzelf geeft aan de zijnen die Hem gedenken. Tijdens de inzettingswoorden neemt de voorganger achtereenvolgens brood en beker in de handen en heft deze een weinig op.
tekstvoorbeeld
Hij heeft in de nacht van de overlevering het brood genomen, daar de dankzegging over uitgesproken, het gebroken en aan zijn discipelen gegeven, en gezegd:
Neemt en eet,
dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt,
doet dit tot mijn gedachtenis.
Zo heeft Hij ook de beker genomen, daar de dankzegging over uitgesproken, hem rondgegeven en gezegd:
Drinkt allen daaruit,
deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed
dat voor u en voor velen vergoten wordt
tot vergeving van zonden.
Doet dit zo dikwijls gij die drinkt,
tot mijn gedachtenis.
In de gedachtenis van de inzetting wordt duidelijk dat het aanbrengen van onze gaven van brood en wijn alleen mogelijk is als een dankoffer door, met en in Christus.
Heel de viering van de Maaltijd van de Heer is afhankelijk van het werk van de heilige Geest. Dat wordt tot uitdrukking gebracht in de aanroeping van de heilige Geest, de epiclese.
Naast de acclamaties in het tafelgebed, die het gemeenschapskarakter daarvan onderstrepen, vraagt de gemeenschap van de gelovigen ofwel de gemeenschap der heiligen aparte aandacht. De gemeente viert met de kerk van alle tijden en plaatsen, hemelhoog en wereldwijd. De voorbede en de inzameling van de gaven ten dienste van de mensengemeenschap zijn reeds signalen daarvan. Ook in het tafelgebed mag er ruimte zijn voor die verbondenheid die over alle grenzen heen reikt door allen die ons in geloof zijn voorgegaan te gedenken en te bidden voor wie ons zijn toevertrouwd.
Het tafelgebed loopt uit op een passage over de verwachting van het Koninkrijk Gods. Deze heeft het karakter van een lofprijzing. In zekere zin is deze lofprijzing het hoogtepunt van het tafelgebed. Het toekomstperspectief geeft immers de reikwijdte van de viering van de Maaltijd van de Heer aan. Enerzijds delen wij reeds nu in de verwerkelijking van het Koninkrijk Gods, anderzijds is het een voorsmaak daarvan.
Het tafelgebed wordt altijd besloten met de acclamatie van de gemeente:
Amen.
De gemeenschap van brood en wijn kan worden ingeleid met de vredegroet indien deze nog niet is gewisseld bij de nodiging tot de Maaltijd van de Heer.
Tijdens het breken van het brood en het uitgieten van de wijn wordt het Lam Gods gezongen (eventueel zolang de handeling duurt).
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons;
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons;
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede!
Als het brood gebroken en de wijn uitgegoten is, klinkt nog-maals een nodiging:
Zalig zij,
die genodigd zijn
tot het bruiloftsmaal van het Lam.
Deze nodiging kan worden gevolgd door een gebed van de gemeente:
Heer, ik ben niet waard dat Gij tot mij komt,
maar spreek slechts een woord en ik zal gezond worden.
Bij het delen van brood en wijn wordt ieder persoonlijk aan-gesproken.
Wie het brood deelt, zegt:
Het lichaam van Christus, voor u gegeven.
Wie het ontvangt, zegt:
Amen.
Wie de wijn deelt, zegt:
Het bloed van Christus, voor u vergoten.
Wie het ontvangt, zegt:
Amen.
Tijdens de gemeenschap van brood en wijn kan een lied gezongen worden of worden gemusiceerd.
Zending en zegen
Hier kan, als dat nog niet eerder in de dienst is gebeurd, een korte bewerking van de Tien Woorden als bemoediging en zending worden gebruikt. Deze plaats vraagt om een korte samenvatting in een belijdende stijl. De gemeente heeft zojuist Gods toekomst in woord en teken gevierd. Uitgezonden in de wereld belooft zij zich daarvoor in te zetten.
Ook zending en zegen staan in het teken van de lofzegging. Dat kan, in de lijn van de lutherse traditie, met de volgende woorden tot uitdrukking worden gebracht:
v. Gaat heen in de vrede van de Heer.
a. God zij lof en dank.
De zending wordt bekrachtigd met de zegen, bijvoorbeeld de aäronitische zegen of de apostolische zegen uit de brieven van Paulus. De gemeente zingt of zegt hierop: Amen.
Gereformeerd+

Voorbereiding
Om een accent te leggen op het zingend opgaan, gaat het intredelied vooraf aan bemoediging, groet en gebed van toenadering. Het staande zingen van dit lied geeft nog iets weer van het zingend opgaan naar de tempel.
Onze hulp is de naam van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Dit psalmfragment kan worden uitgebreid met Psalm 146:6 en 138:8:
die trouw is tot in eeuwigheid
en het werk van zijn handen niet loslaat.
Met ‘bemoediging’, wordt je blik met deze woorden vooral op de gemeente gericht: de gemeente mag zich bemoedigd weten dat we niet zomaar samenkomen als een losse verzameling mensen, maar dat we samen komen in Gods Naam. Hij heeft ons samengeroepen in Zijn huis.
De oudste vorm van het Kyrie-roepen is die van het litaniegebed: een reeks korte aanroepingen waarin Christus wordt gehuldigd als degene die zich ontfermt over de schepping die ‘in barensnood’ verkeert (Rom. 8:22). In de Kyrie-litanie treedt de gemeente van Christus plaatsbekledend in voor heel de wereld temidden waarvan zij geroepen is zijn lichaam te zijn. Naar hun aard zullen de intenties op deze plaats aan het begin van de dienst kort en bondig zijn: een noodkreet. De intenties zijn van een algemeen karakter. Dat wil zeggen: universeel, zonder aanduiding van namen of plaatsen zoals in de voorbede. Tegelijk zijn ze ook persoonlijk. Afhankelijk van de tijd van het kerkelijk jaar en de aard van de situatie verschillen de bewoordingen en de muzikale uitingsvorm. Ook de verbeelding, bijvoorbeeld met behulp van beweging en dans, kan in Kyrie en Gloria een belangrijke rol spelen.
Met het Kyrie-roepen is de lofzang ‘Gloria’ verbonden geraakt. Het is oorspronkelijk een ochtendhymne die ontwikkeld is uit Lucas 2:14. Op de aanhef volgt een brede lofprijzing van de Vader en de Zoon. Het tweede deel is een smeking gericht tot de Zoon: ‘O Heer, Lam van God, ontferm U over ons’. Zo wordt deze hymne als een grote lofzang ervaren die, opkomend uit de roep om ontferming, ook zelf weer deze roep in zich opneemt. De hymne wordt besloten met een lofprijzing, waarin ook de Geest betrokken wordt. In de voorbereidingstijden (advent en veertigdagentijd), die meer het karakter van boete en inkeer dragen, laat men het Gloria achterwege, om de lofzang daarna met de feesten van Kerstmis en Pasen met des te meer kracht te kunnen inzetten. Maar ook in die voorbereidingstijden valt de lofzang niet weg: ononderbroken blijft de doxologie van het Onze Vader en het Sanctus in de avondmaalsviering klinken. Hoogstens is de spanningsboog tussen roepen en lofzingen dan wat langer. Op de weekdagen zonder feestelijk karakter blijft het Gloria achterwege.
Schrift
Het gebed van de dag is geen zelfstandig gebed, maar het besluit de (stille) gebeden van de gemeente en vat die samen. Zo functioneert dit gebed als afsluiting van de gebeden van toenadering, het intredelied en de huldigingsroep en lofprijzing. Het benadrukt de innerlijke eenheid van deze gebedsmomenten. Tegelijk leidt het gebed van de dag toe naar de lezingen van deze dag.
Elke zondag worden de Schriften geopend. In een cyclus van drie jaar wordt de gehele bijbel doorkruist met lezingen uit de Wet, Profeten en Geschriften en de Evangeliën en Brieven. De lezingen vullen elkaar aan of scherpen en elkaar en zijn altijd gekozen bij de tijd van het jaar. Zo ademen we mee met het ritme van de wereldkerk. Over heel de wereld klinken deze woorden, worden gelovigen gericht op Zijn rijk.
Iedere lezing kan besloten worden met een acclamatie. Bijvoorbeeld: ‘Zo spreekt de Heer’, waarop de gemeente antwoordt: ‘Wij danken God’.
In de lutherse en katholieke traditie is het halleluja (‑vers of ‑lied) een vast onderdeel van de opgang naar het evangelie waarin, naar het geloof van de kerk, Christus zelf tot ons spreekt.
In de lutherse traditie is de acclamatie bij de afsluiting van het evangelie:
v. Lof zij U, o Here.
of:
v. Heer, Gij hebt woorden van eeuwig leven.
a. Wij danken U.
Dus wat de schrijver bedoelde met het schriftgedeelte toen hij het opschreef. Bij de uitleg van het bijbelgedeelte maakt hij het Evangelie bekend: de blijde boodschap van de dood en de opstanding van Jezus Christus. Door de preek, door de voorganger heen, spreekt God tot ons en dat noemen we de verkondiging. De dominee mag dan namens God de gemeente vertroosten, terechtwijzen en bemoedigen.
Gaven en Gebeden
Afsluiting van de voorbede
Als de Maaltijd van de Heer niet wordt gevierd, wordt de voorbede afgesloten met het gebed des Heren. Zoals gezegd, is dat de oriëntatie van elk gebed. Meer in het bijzonder is het gebed des Heren het gebed waarmee de gemeenschap van brood en wijn inzet. Het verwijst dus ook in diensten waarin de Tafel niet is aangericht, naar de viering van de Maaltijd van de Heer.
Als de Maaltijd wordt gevierd, sluit de voorganger de gebeden af na het stil gebed.
Avondmaal
Na de nodiging kan een tafellied gezongen worden.
Het tafelgebed zet in met een beurtspraak die de toon van de lofzegging aangeeft:
v. De Heer zij met u. of: Vrede zij met u.
a. En met uw geest.
v. Verheft uw harten.
a. Wij zijn met ons hart bij de Heer.
v. Brengen wij dank aan de Heer, onze God.
a. Hij is onze dankbaarheid waardig.
Deze beurtspraak begint met de wederzijdse groet en wordt gevolgd door de aansporing: sursum corda, ‘omhoog de harten’, met de oproep om de Heer te danken. In de beurtspraak tussen voorganger en gemeente wordt hun saamhorigheid geaccentueerd, nu de gemeente uit naam van heel de schepping de Naam van de Allerhoogste gaat zegenen. In de dankzegging aan de Vader gedenkt, verkondigt, proclameert, viert zij zijn grote daden in schepping en bevrijding. Lofprijzend somt zij op wat Hij de eeuwen door heeft gedaan ten bate van zijn mensenvolk. Wat van zijnentwege in Israël en in Jezus Christus eens en voor altijd is geschied – heil voor alle mensen – is blijvend actueel. De lofzegging mondt uit in de acclamatie Sanctus en Benedictus. Het Sanctus is reeds bekend in de synagogale liturgie. De tekst is ontleend aan Jesaja 6:3. Het Hosanna uit Psalm 118:25 wordt in Matteüs 21:9 verbonden met het intochtsverhaal van Palmzondag. De lofzang voor Gods troon van de gemeente in de hemelen en op de aarde wordt verbonden met een aanroep van Hem die op een ezel tot zijn volk komt en zijn leven offert.
Het vervolg van het tafelgebed concentreert zich op de gedachtenis van Christus: zijn weg en zijn werk, zijn lijden, dood en opstanding. Deze gedachtenis leidt toe naar de Instellingswoorden. Deze staan in het hart van het tafelgebed. Biddend gedenken wij dat ons nemen, danken, breken en delen aan ons zijn opgedragen door de Heer zelf, op de avond voor zijn lijden, en dat wij alles doen tot zijn gedachtenis. Zo worden brood en beker aangewezen als de tekenen van zijn offer, waarin Hij, die aan tafel onze Gastheer wil zijn, zichzelf geeft aan de zijnen die Hem gedenken. Tijdens de inzettingswoorden neemt de voorganger achtereenvolgens brood en beker in de handen en heft deze een weinig op.
tekstvoorbeeld
Hij heeft in de nacht van de overlevering het brood genomen, daar de dankzegging over uitgesproken, het gebroken en aan zijn discipelen gegeven, en gezegd:
Neemt en eet,
dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt,
doet dit tot mijn gedachtenis.
Zo heeft Hij ook de beker genomen, daar de dankzegging over uitgesproken, hem rondgegeven en gezegd:
Drinkt allen daaruit,
deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed
dat voor u en voor velen vergoten wordt
tot vergeving van zonden.
Doet dit zo dikwijls gij die drinkt,
tot mijn gedachtenis.
In de gedachtenis van de inzetting wordt duidelijk dat het aanbrengen van onze gaven van brood en wijn alleen mogelijk is als een dankoffer door, met en in Christus.
Heel de viering van de Maaltijd van de Heer is afhankelijk van het werk van de heilige Geest. Dat wordt tot uitdrukking gebracht in de aanroeping van de heilige Geest, de epiclese.
Naast de acclamaties in het tafelgebed, die het gemeenschapskarakter daarvan onderstrepen, vraagt de gemeenschap van de gelovigen ofwel de gemeenschap der heiligen aparte aandacht. De gemeente viert met de kerk van alle tijden en plaatsen, hemelhoog en wereldwijd. De voorbede en de inzameling van de gaven ten dienste van de mensengemeenschap zijn reeds signalen daarvan. Ook in het tafelgebed mag er ruimte zijn voor die verbondenheid die over alle grenzen heen reikt door allen die ons in geloof zijn voorgegaan te gedenken en te bidden voor wie ons zijn toevertrouwd.
Het tafelgebed loopt uit op een passage over de verwachting van het Koninkrijk Gods. Deze heeft het karakter van een lofprijzing. In zekere zin is deze lofprijzing het hoogtepunt van het tafelgebed. Het toekomstperspectief geeft immers de reikwijdte van de viering van de Maaltijd van de Heer aan. Enerzijds delen wij reeds nu in de verwerkelijking van het Koninkrijk Gods, anderzijds is het een voorsmaak daarvan.
Het tafelgebed wordt altijd besloten met de acclamatie van de gemeente:
Amen.
In latere tijden is de vredegroet verplaatst en direct verbonden met het breken en delen van brood en wijn. Hij volgt dan op het gebed des Heren, waarin wij bidden dat wij elkaar vergeven. De vredegroet op deze plaats is tegelijk nauw verbonden met het ‘Lam Gods’, het gezang waarin wordt aangeduid dat het gebroken lichaam van Christus en zijn vergoten bloed ons de vrede aanbrengen.
Indien echter de vredegroet wordt verbonden met de nodiging, voorafgaand aan de inzameling van de gaven, kunnen het tafelgebed en de gemeenschap van brood en wijn beter als één geheel van bidden en handelen ervaren worden. Hoe men ook kiest, in de vredegroet deelt men met elkaar de vrede van Christus, die alle verstand te boven gaat. In die verbondenheid wordt men genodigd en gaat men op naar de Tafel van de Heer (Mat. 5:23-24).
De gemeenschap van brood en wijn kan worden ingeleid met de vredegroet indien deze nog niet is gewisseld bij de nodiging tot de Maaltijd van de Heer. Tijdens het breken van het brood en het uitgieten van de wijn wordt het Lam Gods gezongen (eventueel zolang de handeling duurt). Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons; Als het brood gebroken en de wijn uitgegoten is, klinkt nogmaals een nodiging: Predikant kan, bij het delen van het brood, afwisselend de teksten gebruiken: Bij het geven van de beker kunnen de diakenen kiezen tussen de teksten: Tijdens de gemeenschap van brood en wijn kan een lied gezongen worden of worden gemusiceerd.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons;
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede!
Zalig zij,
die genodigd zijn
tot het bruiloftsmaal van het Lam.
Deze nodiging kan worden gevolgd door een gebed van de gemeente:
Heer, ik ben niet waard dat Gij tot mij komt,
maar spreek slechts een woord en ik zal gezond worden.
– lichaam van Christus, voor u gegeven
– lichaam van Christus, brood uit de hemel
– dit is het brood uit de hemel
Wie het ontvangt zegt: Amen
– bloed van Christus, voor u vergoten
– bloed van Christus, wijn van het koninkrijk
– dit is de wijn van het koninkrijk
Wie het ontvangt zegt: Amen
Zending en zegen
Gereformeerd
Voorbereiding
Om een accent te leggen op het zingend opgaan, gaat het intredelied vooraf aan bemoediging, groet en gebed van toenadering. Het staande zingen van dit lied geeft nog iets weer van het zingend opgaan naar de tempel.
Onze hulp is de naam van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Dit psalmfragment kan worden uitgebreid met Psalm 146:6 en 138:8:
die trouw is tot in eeuwigheid
en het werk van zijn handen niet loslaat.
Met ‘bemoediging’, wordt je blik met deze woorden vooral op de gemeente gericht: de gemeente mag zich bemoedigd weten dat we niet zomaar samenkomen als een losse verzameling mensen, maar dat we samen komen in Gods Naam. Hij heeft ons samengeroepen in Zijn huis.
Het moment van verootmoediging in de eredienst is het moment waarop je als mens beseft dat je voor de heilige God staat. In de kerk komen we immers niet zomaar samen voor een aardige bijeenkomst – we verschijnen voor Gods aangezicht. We ontmoeten God. Daar hoort een bepaalde houding bij, en die wordt gekenmerkt door ‘ootmoed’. Het is als Mozes die de schoenen van zijn voeten moet doen voor de brandende braamstruik.
Ootmoed is een vorm van nederigheid. Dat klinkt misschien negatiever dan het bedoeld is. Ootmoed is eerbiedig buigen, jezelf klein maken voor de grote God.
Het is dan ook een vorm van schuldbelijdenis: je belijdt voor God wat je hebt gedaan en nagelaten, gezegd en verzwegen, en doet daarmee meteen een beroep op Gods genade in Jezus Christus. Je maakt een diepe buiging voor God, totdat Hij zegt: sta maar op.
Verootmoediging is dus niet bedoeld om elkaar in de put te praten en somber te maken, of de mens te kleineren en te vernederen aan het begin van de dienst.
Het gaat om het besef van de heiligheid van God. Voor zijn majesteit maken wij even pas op de plaats, en terecht, want wij steken onheilig af tegenover zijn heiligheid. En dan geldt: wie zich vernedert, zal (door God) verhoogd worden.
Daarom volgt er na de verootmoediging steeds een ruime verkondiging van Gods genade!
Schrift
Elke zondag worden de Schriften geopend. In een cyclus van drie jaar wordt de gehele bijbel doorkruist met lezingen uit de Wet, Profeten en Geschriften en de Evangeliën en Brieven. De lezingen vullen elkaar aan of scherpen en elkaar en zijn altijd gekozen bij de tijd van het jaar. Zo ademen we mee met het ritme van de wereldkerk. Over heel de wereld klinken deze woorden, worden gelovigen gericht op Zijn rijk.
Dus wat de schrijver bedoelde met het schriftgedeelte toen hij het opschreef. Bij de uitleg van het bijbelgedeelte maakt hij het Evangelie bekend: de blijde boodschap van de dood en de opstanding van Jezus Christus. Door de preek, door de voorganger heen, spreekt God tot ons en dat noemen we de verkondiging. De dominee mag dan namens God de gemeente vertroosten, terechtwijzen en bemoedigen.
Gebeden en Gaven
Afsluiting van de voorbede
Als de Maaltijd van de Heer niet wordt gevierd, wordt de voorbede afgesloten met het gebed des Heren. Zoals gezegd, is dat de oriëntatie van elk gebed. Meer in het bijzonder is het gebed des Heren het gebed waarmee de gemeenschap van brood en wijn inzet. Het verwijst dus ook in diensten waarin de Tafel niet is aangericht, naar de viering van de Maaltijd van de Heer.
Als de Maaltijd wordt gevierd, sluit de voorganger de gebeden af na het stil gebed.
Avondmaal
Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus.
Neemt eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden,.
Wie het ontvangt, zegt:
Amen.
Wanneer de dienaar de drinkbeker geeft zegt hij/zij:
De beker van de dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, is de gemeenschap met het bloed van Christus.
Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het dierbaar bloed van onze Heer Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
Wie het ontvangt, zegt:
Amen.
Tijdens de gemeenschap van brood en wijn kan een lied gezongen worden of worden gemusiceerd.